In dit boek wordt uitvoerig ingegaan op de vraag of en in welke gevallen de overheid als opstalbezitter of gebruiker bijzondere bescherming geniet binnen het kader van artikel 6:174 en 6:181 van het Burgerlijk Wetboek. Daarbij wordt onderzocht welke juridische eisen aan publieke opstallen worden gesteld en hoe deze zich verhouden tot de normen die gelden voor opstallen in privaat bezit. Ook de omvang van de publieke verantwoordelijkheid en de mogelijke invloed van beperkte overheidsmiddelen komen aan bod. Een belangrijk aandachtspunt is de vraag of de financiƫle positie van de overheid en haar publieke taak invloed hebben op de normstelling rondom gebrekkige opstallen. Historisch gezien lijken soepelere normen soms te worden gehanteerd, wat de vraag oproept of dit gerechtvaardigd is. Het boek pleit voor een functioneel-inhoudelijke benadering waarin de hoedanigheid van de overheid minder gewicht krijgt, terwijl juist de specifieke omstandigheden van de opstal en het gebruik centraal staan. Daarnaast wordt verkend hoe de aansprakelijkheid voor publieke opstallen toekomstbestendig kan worden vormgegeven. De nadruk ligt hierbij op het ontwikkelen van heldere richtlijnen die recht doen aan de belangen van burgers, maar ook de overheid in staat stellen haar publieke taak adequaat te vervullen. Het boek is geschreven voor juridische professionals zoals advocaten, rechters en wetenschappers, evenals functionarissen van aansprakelijkheidsverzekeraars. Het biedt waardevolle inzichten voor iedereen die zich bezighoudt met aansprakelijkheidsrecht, en specifiek met vraagstukken rondom opstalaansprakelijkheid in het publieke domein.