De ‘verboden beschikkingen’ in het erfrecht richt zich op de ‘verboden beschikkingen’ (artikel 4:57-62 BW) in hun huidige vorm en opzet. Op grond van die bepalingen mogen enkele specifieke groepen van personen onder omstandigheden geen voordeel genieten uit iemands uiterste wilsbeschikking(en). De term ‘verboden’ wekt de indruk dat het niet toegestaan is om de uitgesloten personen bij uiterste wil te bevoordelen. Zo absoluut als het verbod klinkt, is het echter niet. In deze dissertatie worden de verboden beschikkingen grondig onder de loep genomen. Omdat men de verboden beschikkingen moet bezien tegen de achtergrond van het leerstuk ‘misbruik van omstandigheden’, wordt ook uitgebreid ingegaan op die materie. Verder wordt aandacht besteed aan verhouding tot de notariële praktijk. Hoe dient de notaris te handelen die geconfronteerd wordt met een testateur die zijn behandeld arts in zijn laatste levensfase wil bevoordelen? Daarnaast worden het Belgische en Curaçaose erfrecht, voor zover dat van belang is voor het onderzoek van deze dissertatie, behandeld. Ook worden de resultaten van een veldonderzoek onder notarissen en advocaten rondom de verboden beschikkingen besproken. Ten slotte worden enkele aanbevelingen gedaan om het wettelijk stelsel van de verboden beschikkingen en misbruik van omstandigheden in het erfrecht te wijzigen respectievelijk vorm te geven. Deze dissertatie is relevant voor het notariaat, erfrechtadvocaten, erfrechtjuristen en de rechterlijke macht.