Constitutionele rechtspraak? Dat hebben we in Nederland niet. Althans, dat lijkt zo. Er is geen constitutioneel hof. En de rechter mag de wet niet toetsen aan de Grondwet. Maar schijn bedriegt: deze studie laat zien dat Nederland wel degelijk constitutionele rechtspraak kent. Sinds jaar en dag toetst de rechter de wet immers aan verdragen en Europees recht. Ook ziet hij steeds vaker toe op de bescherming van grondrechten in algemeenbelangacties tegen de Staat. Rechtszaken over klimaatbeleid, de houdbaarheid van het belastingstelsel en asielopvang vormen daarvan voorbeelden. Dergelijke procedures zijn van fundamenteel belang voor de rechtsbescherming van de burger, maar zetten de verhoudingen tussen de rechter en de politieke staatsinstellingen ook op scherp. Dit proefschrift onderzoekt het procesrecht dat de constitutionele rol van de Nederlandse rechter in banen leidt. Hoe bepaalt de rechter daarin zijn positie ten opzichte van het politieke domein? En zijn onze procedures op die bijzondere constitutionele taakuitoefening wel afgestemd? Het boek bevat een kritische analyse van mechanismen die de rechter gebruikt om de grenzen aan zijn constitutionele rol te bepalen – waaronder varianten op een political question-doctrine, het verbod op wetgevingsbevelen en de jurisprudentie over de grenzen van de rechtsvormende taak – en doet voorstellen voor nieuwe normen van grensbepaling. Inspiratie voor procesrechtelijke aanpassingen zoekt deze studie over de grens, onder meer bij het Duitse Bundesverfassungsgericht en het Amerikaanse Hooggerechtshof. In landen met en zonder constitutioneel hof is het constitutioneel procesrecht namelijk een vast onderwerp van rechtswetenschappelijke studie. In Nederland is het dat nog niet. Dit proefschrift introduceert dit nieuwe deelgebied van het recht en beoogt de ontwikkeling ervan vooruit te brengen.