De personenvennootschap vormt een lastig te doorgronden rechtsfiguur. Deze uitgave geeft houvast in het personenvennootschapsrecht met een op de rechtspraktijk toegesneden overzicht van de huidige stand van zaken. De titel beschrijft uitvoerig het positieve recht en geeft bovendien de verschillende opvattingen weer die bestaan over uiteenlopende nog onbeantwoorde rechtsvragen. De maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap vormen samen de personenvennootschappen. Deze vennootschappen worden beheerst door wettelijke bepalingen die hoofdzakelijk uit 1838 stammen. Doordat de wetteksten hierdoor sterk verouderd, onvolledig en voor de hedendaagse realiteit moeilijk leesbaar kunnen zijn, vormt de personenvennootschap een voor de praktijk lastig te doorgronden rechtsfiguur. Het personenvennootschapsrecht heeft zich, in wisselwerking met de doctrine, dan ook vooral door de jurisprudentie van de Hoge Raad ontwikkeld. Desondanks zijn tal van rechtskwesties op dit terrein nog altijd niet volledig uitgekristalliseerd en daarmee onduidelijk. De geactualiseerde uitgave Het Nederlandse personenvennootschapsrecht beoogt deze last te verlichten door, op een wijze die op de rechtspraktijk is toegesneden, inzicht te geven in de huidige stand van het personenvennootschapsrecht. Aparte hoofdstukken zijn gewijd aan het internationale privaatrecht dat op de personenvennootschap van toepassing is en aan de processuele aspecten. Bovendien wordt aandacht besteed aan de UBO-regelgeving die betrekking heeft op de personenvennootschap. Praktijk personenvennootschapsrecht Anders dan andere uitgaven over het personenvennootschapsrecht, kent de titel een sterk praktijkgerichte insteek. Zonder de lezer af te leiden met beschouwingen die uitsluitend van theoretisch of historisch belang zijn, beschrijft de auteur het positieve recht uitvoerig, waarbij ook wordt ingegaan op de verschillende opvattingen die bestaan over diverse nog niet beantwoorde rechtsvragen. Hiermee is de titel meer omvattend dan de meeste bestaande uitgaven en bevat meer verwijzingen naar relevante jurisprudentie en literatuur. Hoewel deze benadering in het bijzonder de praktijkjurist zal aanspreken, leent de titel zich mede door het uitvoerige notenapparaat ook voor het academisch onderwijs in de masterfase.