Instellingen voor collectieve belegging in effecten zijn sinds 1985 op Europees niveau gereguleerd. In hoeverre leiden de Europese regels tot een adequate bescherming van deelnemers? En is de wetgeving wel zo uniform over lidstaten? Deze vragen staan centraal in dit proefschrift. Sinds 1985 vindt de regulering van instellingen voor collectieve beleggingen (ook wel aangeduid als icbe#s of UCITS) op Europees niveau plaats. Sindsdien is niet alleen het aantal icbe#s exponentieel gegroeid, maar ook het aantal regels dat van toepassing is op icbe#s. Desondanks zijn veel vraagstukken over de regulering van instellingen voor collectieve beleggingen onderbelicht gebleven in de Nederlandse literatuur. Waarom zijn beleggingsinstellingen eigenlijk gereguleerd? Tot op welke hoogte slagen de Europese regels erin deelnemers adequaat te beschermen? En is er sprake van uniformiteit in de wetgeving tussen verschillende lidstaten? Het proefschrift Instellingen voor collectieve beleggingen in effecten werpt een grondige # en soms kritische # blik op vraagstukken zoals deze. Het onderzoek beschrijft de regelgeving die van toepassing is op icbe#s op een systematische en gedetailleerde wijze. Hierbij is ook oog voor de uiteenlopende praktische problemen die zich hierbij kunnen voordoen. U krijgt inzicht in zowel de verplichtingen uit de Icbe-Richtlijn die gericht zijn op de icbe, alsook de verplichtingen voor de beheerder en bewaarder. De auteur plaatst bovendien enkele kanttekeningen bij de keuzes die de Europese wetgever heeft gemaakt in de icbe-Richtlijn. Hij concludeert tevens dat deze richtlijn op diverse plekken niet altijd juist of volledig is geïmplementeerd in de Nederlandse wet. Waardevol hierbij is de analyse in hoeverre de wetgeving uniform is in Nederland, Luxemburg en Ierland. In de Nederlandse literatuur is de icbe tot dusverre onderbelicht gebleven. Dit onderzoek levert met een grondige verkenning van dit onderwerp een belangrijke bijdrage aan zowel de wetenschap als de praktijk.