Het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte vormt een feit dat zowel beboetbaar als strafbaar is. Omdat hetzelfde feit echter maar een keer mag worden bestraft, moet er op grond van de wet een keuze worden gemaakt tussen bestuurlijke afdoening of strafrechtelijke vervolging. Het zou voor de strafwaardigheid van een onjuiste aangifte vervolgens niet mogen uitmaken of een zaak door de belastingrechter (bij bestuurlijke afdoening) of door de strafrechter (bij strafrechtelijke vervolging) wordt beoordeeld. Toch leidt, als een aangifte onjuist is als gevolg van een onjuist maar pleitbaar standpunt, de keuze tussen de ene en de andere weg tot een verschil. Volgens de belastingkamer van de Hoge Raad leidt het pleitbare standpunt namelijk steeds tot het ontbreken van opzet en daarmee tot straffeloosheid. De strafkamer van de Hoge Raad heeft in de tot nu toe beoordeelde zaken daarentegen geen rol voor het pleitbare standpunt gezien. In dit boek wordt op zoek gegaan naar een verklaring voor dit onderscheid. Daarbij wordt niet alleen de pleitbaar standpunt jurisprudentie behandeld, maar wordt ook, zowel voor het fiscale boete- als voor het fiscale strafrecht, uitgebreid op de invulling van het opzetbegrip ingegaan. Vervolgens wordt een voorstel voor een benadering van het pleitbaar standpunt verweer geformuleerd die zowel door de belastingkamer als door de strafkamer van de Hoge Raad zou kunnen worden toegepast.