In de afgelopen jaren is veel gediscussieerd over de plaats van de rechtsgeleerdheid tussen de andere academische disciplines en over de methoden van burgerlijk recht. Een geschiedenis van de wetenschappelijke beoefening van het burgerlijke recht die in deze debatten goede diensten had kunnen bewijzen, ontbreekt.
De wetenschappelijke beoefening van het burgerlijke recht in de lange 19e eeuw voorziet in deze leemte. Centraal staat de vraag welke methoden de wetenschappelijke beoefenaren van het burgerlijke recht gebruikten in de lange 19e eeuw. Het antwoord op deze vraag blijkt voor de rechtswetenschapper nauw verbonden te zijn met zijn visie op de verhouding van de rechter tot de wet. De wisselwerking tussen rechtsbronnenleer en methoden vormt de belangrijkste rode draad in dit boek.