Een veelgehoorde stelling is dat het drugsprobleem een typisch product van deze tijd is. Het probleem zou zijn oorsprong hebben in de zestig/zeventiger jaren waarin de jeugd rebelleerde tegen de gevestigde orde en waarbij drugsgebruik één van de methoden was om de onvrede met de maatschappelijk orde aan te geven en welke uitgroeide tot een geïntegreerd onderdeel van de jeugdcultuur waarin niet zozeer meer de maatschappelijke onvrede als wel het zoeken van genot centraal zou staan. Daartegenover staat echter dat op 23 januari 1912 het eerste internationale Opiumverdrag werd gesloten met daarin de opdracht om wereldwijd 'de onderdrukking voort te zetten van het misbruik van opium, morphine, cocaïne, alsmede van de drogerijen, welke, bereid of afgeleid uit hunne bestanddeelen, tot soortgelijke misbruiken aanleiding geven of kunnen geven'. In deze studiepocket wordt het ontstaan van het verdrag en de daarop gebaseerde wet beschreven en de ontwikkeling van de strafrechtelijke handhaving sindsdien. Uitvoerig wordt stilgestaan bij de materiële en formele bepalingen van de Opiumwet en de wijze waarop deze wet wordt gehandhaafd. Verder wordt in dit boek aandacht besteed aan het Nederlandse drugsbeleid, de internationale verdragen en de daarin neergelegde verplichtingen, recente en minder recente Europese ontwikkelingen en het gemeentelijke drugsbeleid. Mr. Dr. T. Blom is universitair hoofddocent straf- en strafprocesrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij is tevens rechter plaatsvervanger in de Rechtbank Rotterdam en raadsheer plaatsvervanger in het Gerechtshof Amsterdam.