Charlotte groeit op in een adellijk gezin in Bremen. Het verhaal begint in 1934 als ze verliefd wordt op een joodse jongen, Simon. Om aan de Jodenvervolging te ontkomen moet Simon naar het buitenland vluchten. Charlotte kan hem niet loslaten en volgt hem. Ze vestigen zich in Velp waar Simon moet onderduiken als ook Nederland bezet wordt. Charlotte werkt in een ziekenhuis en komt in het verzet terecht. In hun huis vangen ze joodse meisjes op die valse paspoorten krijgen en als verpleegsters gaan werken. Hun huis is tot de nok toe gevuld met verpleegsters en de joodse meisjes en ze hebben regelmatig last van invallen door de SS. De bezettingstijd is een periode van angst, wanhoop en verdriet, maar ook van saamhorigheid en moed.
Na de bevrijding helpt Charlotte de meisjes om een nieuw leven te beginnen ...